18 nov Wat zegt u …?
In mijn vorige blog sprak ik over communicatie met bewoners en was ik gefrustreerd over hoe slecht ik hen kon bereiken en dat we de juiste taal moeten spreken om überhaupt contact te hebben. Afgelopen maand was ik in Zuid-Limburg – in Vaals om precies te zijn – en daar is het zelfs zo dat het helpt echt dezelfde taal te spreken. Ok, dialect dan. Sterker nog, het werd mij gevraagd bij het aanvaarden van de opdracht. Het is van belang dat ik dialect spreek of in ieder geval versta.
Er komt pas communicatie op gang als je de taal gebruikt die iemand verstaat en zelf ook gewend is te spreken. In Vaals spreekt men bijna Duits. Ik sprak iemand die in Vaals geboren en getogen was. Hij vroeg of ik Zucker [tzoeker] in mijn koffie wilde. Hij noemde zijn taal ‘Ripuarisch’, een dialect dat van Vaals tot Keulen wordt gesproken. Hij hoeft geen Duits te spreken en een Duitser uit die buurt geen Limburgs om elkaar te verstaan. Dat is min of meer dezelfde taal. Handig.
Als ik me in Vaals niet zou aanpassen, maar gewoon Nederlands spreek zoals ik dat normaal doe, dan voelen mensen zich minder op hun gemak bij mij. Dan hoor ik er niet bij en ben ik iemand van buiten. Iemand die ‘Hollands’ praat, zoals ze dat daar zeggen. Wat is het toch bijzonder dat er in Zuid-Limburg zo’n eigen taal wordt gesproken. Je wordt daar ook niet zomaar geaccepteerd als je gewoon ‘Hollands’ spreekt. Ik heb door mijn jeugd in Eijsden (bij Maastricht) verschillende dialecten leren verstaan. Mijn favoriete Maastrichtse woord is ‘rijstartele’, dat ‘veters’ betekent. In Eijsden zeggen ze veters en iets verderop zeggen ze dus rijstartele. Collega’s die uit Kerkrade, Sittard en Maastricht komen en daardoor allemaal verschillend klinken en zelfs andere woorden gebruiken voor hetzelfde begrip, verstaan elkaar soms zelfs niet. Maar overall verstaat iedereen zich daar wel. En ik hun.
Ik versta allerlei Limburgse dialecten, maar ik spreek het niet. Dat ik het dialect versta maakt dat de bewoners in Vaals geen Nederlands hoeven te praten tegen me. Zo hoor ik er een beetje ‘bij’. Ik pas me aan door op mijn manier Limburgs te praten. In Utrecht werd ik in mijn beginjaren daar uitgelachen om hoe ik sprak. In Limburg helpt het om niet als ‘stomme Hollander’ gezien te worden. En bovendien ben ik altijd ‘d’n Ingelse’ geweest. Dat ik vroeger in Eijsden woonde en in het lokale café werkte, helpt ook. Een vriendin vertelde me dat ze als ze dialect spreekt ze over het algemeen sneller wordt geholpen in de lokale horeca. Een andere vriending ging Limburgs praten om succesvoller te kunnen acquireren als ze zaken deed met locals. En zo ken ik legio voorbeelden. Als ik heen en weer pendel tussen Amersfoort, Nijmegen, Zaandam, Rotterdam, Utrecht of Amsterdam merk ik minder dat verschil in taal of dialect een rol speelt. Dat verwondert mij.
In Vaals ontmoet ik veel (oudere) bewoners die niet anders dan Limburgs praten en geen Algemeen Nederlands (wat vroeger ABN heette). Geen probleem dus. Je kunt je natuurlijk afvragen waarom ik in Limburg een opdracht aanneem, maar ik vind de sfeer hier zo fijn. Het is hier een stuk minder druk en hectisch dan in de Randstad. Het is veel gemoedelijker. Dus ik vind het heel leuk om hier een opdracht te hebben bij een woningcorporatie of bouwbedrijf en het doet me ook goed. Het komt nu ook extra van pas dat ik mijn ouderlijk huis in Eijsden heb aangehouden. Zo kan ik ook in het mooie Limburg met mijn kennis over bewonerscommunicatie aan de slag.