Waarde toevoegen

renovatie

Waarde toevoegen

Mijn werk valt grofweg in twee delen te knippen: het ene deel is het directe contact met bewoners die te maken krijgen met een renovatie of sloop van hun huis, met de laarzen in de klei en met bouwhelm op. Het andere deel van mijn werk betreft het advies dat voorafgaat aan de uitvoering. Dan zit ik in een jurkje aan tafel in een warm kantoor van de woningcorporatie, mijn opdrachtgever. Bij beide soorten werk voeg ik waarde toe, hoe verschillend het werk ook is. Ik zal het proberen uit te leggen. 

Onlangs zat ik op een van de projecten die ik heb. Over een jaar ongeveer gaan we daar aan het werk. Het betreft een project waarbij mensen tijdelijk hun woning moeten verlaten. Na verloop van tijd hebben ze de keuze om terug te keren of te verhuizen naar een andere woning. Daar begeleiden we uiteraard mensen bij. De kantoortjes waar ik meestal werk zijn uitvoerdersketen. In dit geval is het een of ander buurtcentrum, waar aan het einde van de dag allerlei mensen rondhangen. Daar voel ik me dan niet per definitie heel erg prettig (to put it mildly). Ik weet nog dat ik die avond daar naartoe liep en dacht waar ben ik in gódsnaam mee bezig en waar ben ik nou weer beland? Wat is er misgegaan in m’n leven dat ik hier zit achter een spatscherm, te vernikkelen van de kou met de ramen open. 

Op het moment dat dan de eerste bewoners binnenkomen voor het spreekuur met hun vragen over wat ze terugkrijgen als ze hun woning hebben verlaten en hoe het allemaal werkt, dan gaat mijn hart open en voel ik me heel waardevol en heel erg op m’n plek. Ik voeg dan ook echt waarde toe. Daar ben ik van overtuigd. Bij sloop staat het hele leven van bewoners op z’n kop. Ze moeten hun woning uit, ongeveer 14 weken in dit geval, daarna gaan ze misschien helemaal ergens anders naartoe. Dat is nogal wat. Zeker als mensen ergens al 20 of 30 jaar wonen. Ik vind dat ik dan zinvol werk zit te doen.

Het contrast met mijn advieswerk voorafgaand aan wat ik zojuist beschreef is groot. Om te beginnen zit ik dan in de kantoren van corporaties en die zijn over het algemeen oké tot heel erg mooi. De tegenstelling tussen een zaaltje waar ik achter een spatscherm zit in de kou met een extra set kleren, want ik weet niet waar ik terechtkom, is groot. Als adviseur op het hoofdkantoor heb ik een net jurkje aan. Dan zit ik ook helemaal aan het begin van een project. Mensen aan de vergadertafel kijken mij aan en zeggen: ‘Zeg jij het maar! Wij willen over een x-tal jaar herstructureren (slopen is dat), maar wat moeten we met de bewoners? Kun je ons daarbij helpen?’ Dat is een totaal andere sfeer en ik werk dan in een totaal andere rol. En evengoed heel zinvol werk, want wat ik hieraan heel fijn vind is dat ik echt een stempel kan drukken. Ik kan meebepalen op welk moment we waarmee moeten beginnen. In de andere rol (met de laarzen in de klei) word ik soms op een project ‘gegooid’ dat al loopt. Een rijdende trein. Dan ben ik vaak een beetje aan het redderen, omdat er dingen zijn afgesproken. Wat ik daarvan vind doet er niet toe. Het is al besloten en vastgelegd en het is de bedoeling dat ik er het beste van maak. Ik merk dat veel bewonersbegeleiders in die rol met die frustratie lopen dat er in een wijk, waar je de mensen en wensen en gevoeligheden kent, besluiten al zijn genomen, maar waar de bewonersbegeleider als laatste bij betrokken raakt. 

Alleen al om eerder betrokken te zijn bij alle plannen en daar zelfs invloed op te kunnen uitoefenen, ben ik blij met mijn rol als adviseur. Zo kan ik beter bewoners overtuigen om mee te werken. Daar varen zowel de bewoners, de bewonersbegeleiders als de woningcorporatie wel bij. En ik voel me zowel in jurk als in spijkerbroek prettig, zeker als ik waarde toe kan voegen.