Verwondering

Verwondering

Verwondering


Van de week liep ik er weer een aantal keer tegenaan: een soort verwondering die maar niet over gaat. Het heeft te maken met dat ik weet dat mensen ergens behoefte aan hebben en dat er van alles aan wordt gedaan om daaraan tegemoet te komen, maar dat er dan geen gebruik van wordt gemaakt. Voorbeeld: we stellen goed ingerichte rustruimtes beschikbaar waar bewoners overdag tijdens werkzaamheden uit de herrie kunnen zitten met een kop koffie en een krant. Vaak wordt er door vrijwilligers ook nog van alles georganiseerd om mensen uit hun eenzaamheid te halen of gewoon ter vermaak. Ook kan iemand die slecht ter been is voor een habbekrats een taxibusje laten komen om hem of haar naar het centrum van een naburige stad te brengen. Dat soort dingen. Er wordt echt veel georganiseerd. Maar er wordt heel weinig gebruik van gemaakt. Terwijl er toch uitgebreid aandacht is voor die activiteiten in nieuwsbrief en andere aankondigingen. Misschien pakken wij dat niet goed aan. Misschien mag je blij zijn dat er in elk geval nog een paar mensen komt, want ‘zo gaat dat nu eenmaal …’

Wij communiceren altijd in het Nederlands, want dat is zo door woningbouwcorporaties afgesproken. Meestal is dat geen punt. Afgelopen week was er op het spreekuur een Turkse vrouw, zelf vrijwilligster, die vertelde dat er Turkse mensen zijn in de flat die alleen zijn. Ze vertelt hun dan dat we iets organiseren en dat ze daaraan kunnen deelnemen. Dan heb je mensen om je heen, kun je spelletjes doen, een ontmoetingsplek. Je kunt er samen eten, je hoeft dus niet alleen te zijn. En toch, als iemand van dezelfde (in dit geval Turkse) cultuur en taal dit vertelt, maken ze er geen gebruik van terwijl er wél geklaagd wordt over het alleen zijn. Wat is dat toch? 

Ik was onlangs bij een avond van de Utrechtse Communicatiekring over participatie. Er waren mensen van de gemeente die vertelden over hoe zij het organiseren van een bijeenkomst aanpakken. Een van de sprekers vertelde dat door de gemeente 1200 uitnodigingsbrieven worden verstuurd voor een avond om ergens over mee te denken en dat er dan 42 mensen komen opdagen. Dat is ongeveer de verhouding. Ruim 3 procent reageert! Dat verbaast me. Als je gevraagd wordt ergens over mee te denken, iets dat jou dus raakt, dan ga je daar toch op in? 

Ik maak elke maand een korte, kleurige nieuwsbrief. Iets dat zonder envelop, herkenbaar in de brievenbus valt van bewoners voor wie het is bestemd. Daarin staat elke keer weer dat er spreekuur is, op welke dag en hoe laat. Ook mijn 06-nummer staat erin voor vragen. Als ik al iemand aan de telefoon krijg, ik word bepaald niet platgebeld, stel ik in zo’n gesprekje voor om naar het spreekuur te komen om rustig te kunnen praten. Spreekuur? Dan blijken ze niet van het bestaan te weten. Dan laat ik de nieuwsbrief zien en vraag ik: kent u deze nieuwsbrief? Die krijgt u elke maand. Ja, zegt zo iemand, kennen we wel maar die lezen we nooit.

Hoe is het mogelijk? Bewoners zitten met vragen, wij zijn hier om ze te helpen en we zijn bereikbaar via telefoon, app, sms en live op een spreekuur. Je doet jezelf tekort als je die nieuwsbrief niet leest.

Dát verwondert me.